Vervolgonderzoek subsidiëring welzijnsinstellingen
Laatste update: 22 april 2008
De stadsdelen en welzijnsinstellingen hebben driekwart van de aanbevelingen, die de Rekenkamer Amsterdam in het onderzoek naar de subsidiëring van welzijnsinstellingen in 2006 deed, geheel of gedeeltelijk uitgevoerd. Zo ontwikkelden de stadsdelen een integraal welzijnsbeleid en brachten zij de voor- en nadelen van marktwerking van diverse welzijnsproducten in beeld. Een gezamenlijk verbetertraject van stadsdelen en welzijnsinstellingen leidde tot een betere bewaking van de subsidiegelden, onder meer door duidelijker subsidieregels, tussentijdse verantwoordingen en aanpassingen in de administratie.
Of de producten van de welzijnsinstellingen daadwerkelijk bijdragen aan de maatschappelijke doelen die het stadsdeel formuleert, wordt evenwel nog onvoldoende onderzocht.
In februari 2006 bracht de rekenkamer het rapport Subsidiëring Welzijnsinstellingen uit. Hierin deed de rekenkamer 12 aanbevelingen voor verbetering bij zowel de stadsdelen als de zogeheten brede welzijnsinstellingen, die belast zijn met de uitvoering van sociaal cultureel werk. Naast de genoemde verbeteringen aan de zijde van de stadsdelen constateert de rekenkamer dat onder meer de kwaliteit van de jaarverslaggeving en de eigen vermogenspositie bij welzijnsinstellingen is verbeterd. Dit laatste is van belang om nieuwe activiteiten en producten te kunnen ontwikkelen en risico’s op te vangen bij marktwerking. Daar staat tegenover dat bij de welzijnsinstellingen in respectievelijk de stadsdelen Noord en Oost-Watergraafsmeer de afhankelijkheid van subsidies vanuit de stadsdelen verder is toegenomen (73% in 2006).