Toelatingsbeleid basisscholen in Amsterdam

Laatste update: 2 april 2014

Over het onderzoek
De centrale stad, stadsdelen en schoolbesturen willen al sinds het Convenant Kleurrijke Basisscholen (2007) een toelatingsbeleid voor het basisonderwijs. De totstandkoming en invoering van dit beleid verliep echter lange tijd moeizaam. Inmiddels is het draagvlak gegroeid. Gelet op het beperkte succes van het toelatingsbeleid en het moeizame op gang komen ervan, besloten we een verkennend onderzoek uit te voeren naar het toelatingsbeleid.

Deze verkenning is begonnen als een verkenning voor de stadsdelen. De centrale stad wordt echter verantwoordelijk voor de ondersteuning van de schoolbesturen bij de ontwikkeling en invoering van het beleid, en voor de informatievoorziening over het onderwijs en het toelatingsbeleid. Daarom besloten we de gemeenteraad van onze bevindingen op de hoogte te stellen en het college te verzoeken om een bestuurlijk reactie.

Status
Het onderzoek is gepubliceerd in 2014, lees de belangrijkste conclusies in de Rekenkamerbrief en lees de gedetailleerde onderzoeksbevindingen in het onderzoeksrapport.

Veelgestelde vragen

Waarom gaan we (nog) geen nader onderzoek doen?

Het nieuwe stedelijke toelatingsbeleid zit redelijk consistent in elkaar en de ervaringen bij de uitgevoerde experimenten geven geen aanleiding tot pessimisme. Er zijn zeker wel kanttekeningen te plaatsen. De gemeente en schoolbesturen gaan echter zelf de resultaten van iedere plaatsingsronde monitoren en het toelatingsbeleid één keer per jaar evalueren. Een uitgebreid rekenkameronderzoek lijkt daarom niet direct nodig. Zeker niet omdat de daadwerkelijke uitvoering van het beleid eigenlijk nog moet beginnen.

Rekenkamerbrief: p. 5-6    Onderzoeksrapport: p. 25-26 en 42-44 (conclusies)

Wat verdient bij evaluaties van het toelatingsbeleid aandacht?

Bij de evaluatie zouden de volgende vragen moeten worden meegenomen:

  • Mogelijkheid dat kinderen in de buurt naar school kunnen
  • Mate waarin scholen een afspiegeling van de buurt zijn
  • De ervaren keuzevrijheid van ouders
  • De indeling van de voorrangsgebieden
  • Voldoende eenduidigheid in de uitvoering van het toelatingsbeleid
  • Het draagvlak onder scholen en onder ouders
  • De toereikendheid van het aantal kindplaatsen
  • De neveneffecten van het toelatingsbeleid

In de Rekenkamerbrief zijn suggesties voor indicatoren bij de verschillende vragen opgenomen. De gemeenteraad doet er verstandig aan erop toezien dat de resultaten van het toelatingsbeleid na iedere plaatsingsronde worden gerapporteerd en het beleid één keer per jaar wordt geëvalueerd.

Rekenkamerbrief: p. 2-6    Onderzoeksrapport: p. 25-26 en 42-44 (conclusies)

Wat hebben we geconstateerd in de verkenning?

  • De huidige ambitie van het toelatingsbeleid (kinderen moeten in de buurt naar school kunnen) is realistischer dan de eerdere ambitie (het tegengaan van segregatie). De streefcijfers (75% geplaatst bij eerste voorkeur en 90% in een school in de buurt) lijken haalbaar.
  • Het toelatingsbeleid beïnvloedt de keuzevrijheid van ouders. Of ouders dat als een probleem zullen ervaren, hangt af van de kwaliteit en capaciteit van de scholen in de buurt. De garantie van rechtsgelijkheid (‘alle ouders hebben een gelijke kans om op een basisschool van voorkeur te komen’) suggereert daarom meer dan kan worden waargemaakt.
  • Een afspiegeling van de buurt is geen heldere doelstelling omdat een buurt wordt gekoppeld aan het kind en geen geografisch gebied is rond een school.
  • Een afspiegeling van de buurt lijkt geen haalbare doelstelling omdat ouders nog steeds segregerende keuzes kunnen maken.
  • Het is niet duidelijk of over- of onderaanmeldingen leidt tot uitbreiding of inkrimping van de onderwijscapaciteit.

Wat houdt het nieuwe toelatingsbeleid in?

De kern van het toelatingsbeleid is dat kinderen in hun woonomgeving naar een basisschool kunnen en de wijze van aanmelden en plaatsen voor alle kleuters gelijk is. Het resultaat zou moeten zijn dat scholen een afspiegeling vormen van de buurt. Ouders kunnen zich op alle scholen in Amsterdam aanmelden, maar bij sommige scholen hebben ze in geval van plaatsgebrek voorrang. Elk kind heeft een gelijk aantal voorrangsscholen in de buurt van het huisadres. De buurt is dus geen vast geografisch gebied rond een school, maar varieert van kind tot kind. Het is daarom de vraag van welke buurt een school een afspiegeling moet zijn. Het nieuwe toelatingsbeleid bouwt voort op het Convenant Kleurrijke Basisscholen (2007) waarin de nadruk nog erg lag op het tegengaan van segregatie. Als alles volgens plan verloopt, starten de eerste plaatsingsrondes in schooljaar 2014-2015. Met ingang van schooljaar 2015-2016 zullen dan alle kleuters volgens het nieuwe toelatingsbeleid worden geplaatst.

Wat hebben experimenten met het nieuwe toelatingsbeleid opgeleverd?

De afgelopen jaren hebben de gemeente Amsterdam samen met de schoolbesturen geëxperimenteerd met het toelatingsbeleid in pilots in de Rivierenbuurt, Buitenveldert, De Pijp, Watergraafsmeer, Nieuw-Sloten en West.

  • Het aantal kinderen dat op eerste voorkeur kon worden geplaatst varieerde van 66 tot 97%.
  • In wijken met ruime capaciteit was het aantal op eerste voorkeur geplaatste kinderen hoog.
  • De kans dat scholen een afspiegeling worden van de buurt is klein, omdat ouders ook in gemengde wijken segregerende schoolkeuzes blijken te maken.
  • In de meeste pilots was er voldoende capaciteit. Het moet daarom nog blijken of de keuzevrijheid van de ouders kan worden gegarandeerd.

Rekenkamerbrief: p. 3-5   Onderzoeksrapport: p. 27 – 44

Tijdlijn

3 april 2013

Publicatie