Parkeren in Amsterdam
Laatste update: 1 oktober 2013
Stadsdelen hebben binnen de centraal vastgestelde kaders veel vrijheid om hun eigen parkeerbeleid vorm te geven. Zo zet bijvoorbeeld stadsdeel Zuid in op de vergroting van de parkeercapaciteit en willen de stadsdelen Centrum en West vooral de kwaliteit van de openbare ruimte verbeteren. In vrijwel elk stadsdeel ontbreekt echter een relatie met het beleid in andere stadsdelen, terwijl maatregelen in het ene stadsdeel wel hun weerslag kunnen hebben op de parkeersituatie in andere stadsdelen. Dit geldt ook voor de relatie met andere beleidsterreinen. Zo wordt er over het algemeen weinig aandacht besteed aan de relatie met bijvoorbeeld de economische ontwikkeling van het stadsdeel. Stadsdelen hebben ook onvoldoende inzicht in de resultaten die ze behalen met hun parkeerbeleid en in de opvattingen die bewoners hebben over het parkeerbeleid.
De rekenkamer doet ter verbetering een zestal aanbevelingen. Vier van de aanbevelingen zijn gericht op het vormgeven van het beleid. Het gaat daarbij onder meer om:
– het concreter formuleren van beoogde maatschappelijke effecten en beleidsdoelen;
– het bewaken van de samenhang tussen het parkeerbeleid van de verschillende stadsdelen met speciale aandacht voor het parkeerbeleid in andere stadsdelen en stadsdeeloverstijgende maatregelen en
– het afwegen van in te zetten maatregelen op basis van kosten en verwachte effecten.
Twee aanbevelingen zijn gericht op het monitoren van enerzijds gegevens over de kernaspecten van het beleid (parkeerdruk, bereikbaarheid, kwaliteit openbare ruimte, wachtlijsten voor vergunningen) en anderzijds op meer onderzoek onder bewoners over het parkeerbeleid en parkeerproblemen in hun buurt.